In de media
Titel
Datum
Publicatie
Onderwerp
Genre
ARTPULSE MAGAZINE Dialogen voor een nieuw millennium – Interview met Han Nefkens
21/11/2012
ARTPULSE
mecenaat
interview

“Ik ben geen voorstander van een systeem waarin particulieren voorschrijven wat een openbaar museum wel en niet moet laten zien.”


DOOR PACO BARRAGÁN

De in Barcelona wonende Nederlander Han Nefkens (Rotterdam, 1954) is een gepassioneerd verzamelaar, voor wie de grootste bron van vreugde het delen met anderen van wat hij heeft is. Het traditionele idee van kunst bezitten heeft hij ingeruild voor het kopen van kunst in vruchtbare samenspraak met musea. Via de H+F Collection komen deze werken ook rechtstreeks in musea terecht. Wij spraken met hem over veranderingen op het gebied van verzamelen, de relatie tussen particulier en openbaar en de stand van zaken op de markt.

Paco Barragán - Om uw persoon voor een Amerikaans publiek in een kader te plaatsen, wil ik graag beginnen met twee basale vragen: wanneer en waarom bent u met verzamelen begonnen?

Han Nefkens – Ik ben in 2000 met verzamelen begonnen. Ik ben ermee begonnen na een bezoek aan een tentoonstelling van de Zwitserse kunstenares Pipilotti Rist. Ik was erg onder de indruk van de manier waarop zij je deel van het kunstwerk liet uitmaken en dacht toen: dit is een wereld waarin ik een rol wil spelen. Maar ik wilde geen verzamelaar worden die simpelweg spullen vergaart. Direct vanaf het begin wist ik dat ik wilde delen met anderen wat ik mooi vond.

P.B. - U bent schrijver, dus creativiteit past in zekere zin in uw straatje. Ik vermoed dat kunst altijd al uw belangstelling had?

H.N. – Dat denk ik wel, want als kind was er altijd al kunst om me heen. Niet per se hedendaagse kunst, maar allerlei kunstzinnige voorwerpen, van beelden tot wandtapijten en schilderijen. Dat ik al vanaf heel jonge leeftijd met mijn ouders musea bezocht, is ook heel belangrijk geweest. Ik vond het fijn me letterlijk 'in kunst te verliezen'. Ik herinner me dat ik in het Museum Boijmans Van Beuningen in Rotterdam heel lang voor een schilderij van Kees van Dongen zat. Tijdens het kijken verzon ik dan mijn eigen verhalen bij de vrouw op het doek. Dat gevoel van bij het kunstwerk betrokken zijn, van in gesprek gaan met het kunstwerk, is me altijd bijgebleven.

VAN DE BEURS NAAR HET MUSEUM

P.B. - Voorheen investeerde u uw geld op de beurs in obligaties, aandelen en deposito's. Vormde de val van de beurs eind jaren negentig de aanleiding om kunst te gaan kopen?

H.N. – Nou, niet helemaal. De waarheid is dat ik mijn jaarlijkse toelage altijd belegde in obligaties, aandelen en dat soort producten. Tot het jaar 2000, want toen kwam ik erachter dat ik er veel meer plezier aan zou beleven als ik het in kunst stopte. Het was dus zeker niet als investering bedoeld. Na mijn overlijden gaan de werken zelfs rechtstreeks naar de diverse musea als ‘beloofde schenking’; ze worden eigendom van die musea. Het komt er dus op neer dat ik het geld dat ik voorheen investeerde nu voor mijn kunstprojecten gebruik.

P.B. - De H+F Collection startte in 2000 op Art Basel. Hoe pakte u het als nieuwkomer op de kunstmarkt aan?

H.N. – Nadat ik besloten had kunst te gaan verzamelen, heb ik eerst een jaar lang niets gekocht. In plaats daarvan keek ik om me heen, bezocht galeries, kunstbeurzen en musea en praatte met kunstenaars, galeriehouders, museumdirecteuren, curatoren enzovoort, om er een goed beeld van te krijgen. Via een vriend kwam ik toen in contact met Sjarel Ex, op dat moment directeur van het Centraal Museum in Utrecht. We raakten in gesprek en ik vertelde hem van mijn idee om waar ik van hield te delen met anderen. Zijn reactie daarop was: "Nou, als je iets koopt dat in de collectie van het museum past, dan accepteren we het graag als bruikleen." Dus nog voordat ik iets gekocht had, wist ik al dat het mogelijk naar een museum zou gaan. Dat gaf me een geheel andere kijk op mijn aankopen, want ik had nu niet de beperkingen die een gewone verzamelaar kent, die het werk thuis ophangt of opslaat. Ik kon werken in serie kopen, grote beelden, installaties… in feite al het werk dat in een museum past. Het perspectief was dus al direct bij het begin anders, omdat ik werken zou kopen met het idee ze te laten tentoonstellen in een museum.

P.B. - Ik veronderstel dat het feit dat u in 1987 hoorde dat u hiv-positief was uw leven drastisch veranderde?

H.N. – Dat veranderde mijn leven in diverse opzichten. In 1987 was de kans dat je snel zou sterven groot, want er bestond nauwelijks medicatie. Dat deed me beseffen dat ik elk moment moest leven alsof het het laatste moment van mijn leven was. Maar ik moet erbij vermelden dat ik heel veel geluk heb gehad, want ik kreeg de medicatie die ik nodig had op tijd en bleef in leven. Dat gevoel van leven bij de dag draag ik nog steeds met me mee. Op dat soort momenten besef je je dat het leven niet eindeloos doorgaat. Iemand die jong is, staat daar natuurlijk niet vaak bij stil. Dit bracht bij mij ook de behoefte naar boven om te delen wat ik denk, wat ik heb, wat ik schrijf...

P.B. - Wat is volgens u kenmerkend voor uw collectie? Zijn er richtlijnen of loopt er een rode draad door de collectie?

H.N. – Ik begon natuurlijk met kopen op basis van mijn intuïtie. Maar toen na een paar jaar de eerste tentoonstelling tot stand kwam, zag ik duidelijk enkele rode draden in de collectie. Kenmerkend voor de werken is dat ze een sterk poëtisch element bevatten en over een ‘ingehouden kracht' beschikken. Die kracht is niet altijd direct zichtbaar, maar wel aanwezig. Verder is er veel werk van vrouwelijke kunstenaars, maar dat is onbewust zo ontstaan. Het poëtische element en de ingehouden kracht waar ik van houd, lijken op de een of andere manier meer aanwezig te zijn in het werk van vrouwelijke kunstenaars. Een ander aspect van mijn collectie is dat ze heel mondiaal is, heel internationaal, met werk van kunstenaars uit Europa, de Verenigde Staten, Zuid-Afrika, Thailand, Japan – heel veel verschillende landen.

P.B. - Het is verrassend dat u direct vanaf het begin nauw heeft samengewerkt met Sjarel Ex, de vroegere directeur van het Centraal Museum in Utrecht, met een langdurige bruikleenovereenkomst als resultaat.

H.N. – In die periode nam een vriend van mij contact op met verschillende directeuren van musea in Nederland, maar niemand van hen was in een gesprek met mij geïnteresseerd, behalve Sjarel Ex. Dat is de reden waarom ik zo'n speciale band met Sjarel heb en waarom we blijven samenwerken. Toen ik eenmaal begonnen was, raakten ook andere musea geïnteresseerd.

P.B. - Dit gebeurt nu ook met andere musea, zoals het Folkwang Museum, het Museum van Reykjavik en Huis Marseille. Hoe is dat tot stand gekomen?

H.N. – Het Folkwang Museum, bijvoorbeeld, was geïnteresseerd in een aantal originele afdrukken van Stephen Shore die ik gekocht had. Die wilden ze wel hebben. Verder paste niet alles wat ik kocht in de collectie van het Centraal Museum en zo raakte ik in gesprek met andere musea, zoals De Pont in Tilburg en Huis Marseille in Amsterdam, en begon ook met hen samen te werken.

P.B. - Een van uw andere mecenaatactiviteiten is de H+F Curatorial Grant, waarmee u in 2007 begonnen bent. Kunt u vertellen hoe dit idee tot stand kwam?

H.N. - Het idee werd geboren in een gesprek dat ik had met Hilde Teerlinck, de directeur van het FRAC Nord-Pas de Calais en curator van veel van mijn tentoonstellingen. We hadden het erover dat we graag jonge curatoren bij onze verschillende projecten wilden betrekken. Veel jonge curatoren komen na hun opleiding in een museum te werken, waar ze dan koffie mogen halen en documenten kopiëren. We besloten dat het belangrijk was om jonge curatoren al op jonge leeftijd praktijkervaring te laten opdoen met het maken van tentoonstellingen. Daarnaast konden we ook wel wat hulp gebruiken bij onze tentoonstellingen. Naar mijn idee een win-winsituatie. We zijn nu met de vierde editie bezig en tot nu toe is deze beurs een succes geweest. Hij is speciaal bedoeld voor jonge curatoren.

EEN RAAMWERK VOOR PUBLIEKE EN PARTICULIERE BEHOEFTEN

P.B. - Het is duidelijk dat u niet geïnteresseerd bent in kunst als belegging en dat de meeste werken aan musea zullen worden geschonken. Maar het is een feit dat kunst de laatste decennia meer en meer speculatief is geworden, te vergelijken met een casino, en dat de prijzen ervoor enorm de hoogte in zijn gegaan.

H.N. - Dat is het leven. Er gaat op dit moment veel geld om in de wereld, er zijn veel hedgefondsen en je hebt de opkomende markten, zoals Rusland. Maar er zijn niet zo veel investeringsmogelijkheden. De banken bieden een heel lage rente en de aandelenmarkt is erg onzeker, dus mensen zoeken een andere plek om hun geld te parkeren. Het is jammer dat ze daar de kunstwereld voor gekozen hebben, want dat stuwt de prijzen op en is daarnaast ongezond voor jonge kunstenaars, die de prijs voor hun werk ineens zien stijgen omdat het als speculatieve investering wordt gezien. Terwijl een kunstenaar juist tijd en rust nodig heeft om zijn of haar werk te ontwikkelen. Aan de andere kant moet ik zeggen dat er ook veel mensen zijn die geld hebben verdiend en er goede dingen mee doen, die mecenas zijn geworden en musea en stichtingen hebben opgericht. Ik denk dat het in de kunstwereld heel belangrijk is om een warm hart te hebben en een koel verstand.

P.B. - Met deze prijzen wordt het voor musea wel steeds moeilijker om kunst te kopen. Vooral in Europa, waar de publieke financiering steeds minder wordt – zie bijvoorbeeld Nederland – moedigt dit een praktijk aan waarin private fondsenverstrekkers de krachten bundelen met musea.

H.N. – Dat is natuurlijk precies wat ik doe. Ik heb me ontwikkeld van een verzamelaar die het werk dat hij koopt aan musea in bruikleen geeft tot iemand die actief is aan de productiekant. De afgelopen jaren heb ik geen enkel kunstwerk gekocht, maar heb ik met mijn stichting en de musea kunstwerken mogelijk gemaakt. Je geeft kunstenaars een kans werk te maken dat anders moeilijk te verwezenlijken zou zijn. Door het werk van een kunstenaar in behandeling te nemen, kan ik ook laten zien vertrouwen in hem of haar te hebben. Ik denk dat dit iets is waar veel meer verzamelaars zich mee bezig zouden kunnen houden. En ik ben van mening dat hier een belangrijke rol ligt weggelegd voor zowel de publieke sector als particulieren, om een raamwerk te creëren waarbinnen individuen en kunstinstellingen elkaar kunnen ontmoeten. Een soort relatiebemiddeling als het ware. Er bestaat overduidelijk behoefte bij musea en andere kunstinstellingen aan financiering en er bestaat een behoefte bij particulieren om in de kunstwereld actief te zijn.

P.B. – Deze manier van werken is nog steeds zeldzaam. Wat hebben we volgens u nodig of wat zou de overheid moeten doen om dit soort particuliere initiatieven te bevorderen?

H.N. – Er zou een informatiebank moeten komen waar de behoeften van musea en kunstinstellingen in kaart worden gebracht en waar particulieren kunnen zoeken naar wat hen interesseert. Dat is iets wat de publieke sector op kan zetten.

P.B. - Maar als we naar het Amerikaanse voorbeeld kijken, dan zien we maar al te vaak dat mensen zich in het bestuur van een museum willen inkopen en druk uitoefenen om hun kunstenaars tentoongesteld te krijgen. Is dat niet een reëel gevaar?

H.N. – Dat is de reden waarom we geen bestaande modellen moeten kopiëren, maar nieuwe concepten moeten ontwikkelen. Vooral in Europa is het zeer belangrijk voor musea om hun identiteit en integriteit te behouden. Daarvoor is de figuur van museumdirecteur van vitaal belang: hij of zij moet precies weten wat hij of zij wil. Dat maakt het ook veel gemakkelijker voor een particulier om te zien of een filosofie je past of niet. Ik ben zeker geen voorstander van een systeem waarin particulieren voorschrijven wat een openbaar museum wel en niet moet laten zien. Er is ruimte genoeg voor andere initiatieven. En private investeerders kunnen leren van musea, maar musea kunnen ook profiteren van het netwerk van een verzamelaar. Met andere woorden, het kan een interessante dynamiek genereren.

P.B. - Bij het verzamelen vindt er langzaam een verschuiving plaats van object- naar idee-gebaseerd, dat wil zeggen, van het bezitten van een kunstwerk naar het delen en verwezenlijken van een idee. Welke kant gaat het verzamelen volgens u op?

H.N. – Ik denk dat u hier een algemene maatschappelijke ontwikkeling aanstipt. Mensen raken steeds minder geïnteresseerd in het bezitten van dingen, want bijna niets is exclusief meer. Mensen zijn meer geïnteresseerd in het beleven van dingen. Vertaald naar de kunstwereld betekent dit dat er tal van mogelijkheden zijn om iets te beleven: via tentoonstellingen, performances en kunstvormen die niet noodzakelijkerwijs iets tastbaars achterlaten.

P.B. – Sociale media, iPads, iPhones, nieuwe technologieën – in hoeverre wordt u daardoor beïnvloed? Ik ben bijvoorbeeld via Facebook met u in contact gekomen.

H.N. - Daar ben ik zeker in geïnteresseerd. Ik heb een website voor de stichting en ik ben ook actief op Facebook. Het is een geweldige manier om met mensen in contact te komen en werken bij een groter publiek onder de aandacht te brengen. Met de H+F Collection op Facebook brengen we bijvoorbeeld elke week een werk uit de collectie voor het voetlicht, met extra informatie. Een groot voordeel van sociale media is ook dat je toegang hebt tot kunst in andere landen. Kunst uit Thailand, Indonesië... normaal zou je daar niets vanaf weten. Het biedt heel veel mogelijkheden.
ARTPULSE MAGAZINE Dialogen voor een nieuw millennium – Interview met Han Nefkens
 
 
ArtAids

De ArtAids stichting werd in 2006 opgericht op initiatief van Han Nefkens. ArtAids gaat de strijd aan tegen AIDS, met de kracht van kunst als belangrijkste wapen. ArtAids nodigt vooraanstaande kunstenaars uit om op AIDS en aanverwante problemen geïnspireerd werk voort te brengen. Deze kunstwerken worden ingezet om mensen bewust te maken en hun betrokkenheid aan te moedigen.

Fundació Han Nefkens

De Han Nefkens Stichting is een non-profit organisatie die in 2009 in Barcelona is opgericht met als doel eigentijdse kunstwerken voort te brengen. Haar belangrijkste missie bestaat uit het stimuleren van scheppend werk in Barcelona, door internationale kunstenaars de mogelijkheid te bieden om kunstwerken te creëren en deze in de stad te laten zien en het bevorderen van andere aspecten van de hedendaagse creatie.

H+F

In 2000 begon Han Nefkens met het verzamelen van kunst die hij onderbracht in de H+F Collectie, genoemd naar hemzelf en zijn levensgezel Felipe. Sindsdien is hij niet alleen actief als verzamelaar maar ook als initiator van internationale kunstprojecten, vaak in samenwerking met musea en andere kunstinstellingen.